Je ziet doordat je ooglens een beeld op het netvlies vormt. Het licht komt je oog binnen via de pupil. Als er veel licht binnenvalt, wordt de pupil klein. In het donker wordt de pupil groot. Zo komt de juiste hoeveelheid licht in het oog.
Het bolle hoornvlies maakt samen met de ooglens een scherp beeld op het netvlies. Het scherpstellen van de ooglens noem je accommoderen.
Om dichtbij scherp te zien moet je accommoderen. De ooglens wordt dan sterker. Het dichtstbijzijnde punt waarvan je nog net een scherp beeld kunt maken, is het nabijheidspunt.
Er zijn drie soorten oogafwijkingen:
- Bijziend: zien dichtbij scherp en veraf wazig. Een bijziende heeft een bril met holle glazen nodig, een negatieve bril of een minbril.
- Verziend: zien veraf scherp en dichtbij wazig. Een verziende heeft een bril met bolle glazen nodig, een positieve bril of een plusbril.
- Oudziend: komt op latere leeftijd, de ooglens wordt minder soepel, de sterkte kan dan minder gevarieerd worden. Een oudziende heeft een leesbril nodig.
Oudere mensen kunnen staar krijgen. Bij deze aandoening wordt de ooglens troebel.